Tekst Annet Betsalel, illustraties Luc Houweling
Bussum, najaar 1942: nu er veel joden opgepakt worden besluit de joodse familie Veffer dat het te gevaarlijk voor ze wordt. Willen ze overleven, dan moeten ze onderduiken. Maar hoe? Wie durft Sara en Jonas Veffer en hun zes kinderen in huis te nemen, met gevaar voor eigen leven?
Het spannende en ontroerende, waargebeurde verhaal van de familie Veffer wordt verteld door de ogen van Max, twaalf jaar toen de oorlog uitbrak, gek op voetbal – en op kattenkwaad…
Via QR-codes zijn in het boek korte films en animaties te bekijken met een smartphone.
In één van de filmpjes zit een opdracht met een kans op mooie prijzen!
Hieronder kunt u een voorbeeld-hoofdstuk lezen, het moment dat de familie Veffer naar hun onderduikkamer gaat, waar ze – met acht mensen – bijna drie jaar zouden blijven.Het boek is een uitgave van het Holocaust Comité Gooise Meren i.s.m. stichting Nefesh. Aan schooljeugd die de expositie en de workshops van het comité bezoeken, zal het boek gratis worden verstrekt. Met dank aan onze sponsoren en donateurs! Opbrengsten van het boek zullen worden gebruikt voor nieuwe projecten van ons comité.
Het boek is inmiddels verschenen. De kosten van het boek zijn € 14,95 + € 4,60 verzendkosten.
U het boek bestellen via onze Webshop. Levering van het boek zal binnen 3 tot 5 werkdagen plaats vinden.
FRAGMENT De wereld van Max, Hoofdstuk 7 ‘Een overvolle kast‘.
De familie Veffer brengt hun eerste nacht door in de onderduikkamer van de familie Makkinje aan de Vaartweg in Bussum.
Max lag die nacht wakker. Hij stond op en ging bij het raam kijken. De straat lag er doodstil bij en door de wolken scheen wat maanlicht op het stille dorp. In de verte kon hij zelfs de toren van de kerk zien, die net op dat moment 10 uur sloeg.
Ineens kreeg hij een beangstigende gedachte. Hij kon niet wachten tot de volgende dag en ging naast zijn vader op het bed liggen. ‘Papa, wordt wakker, ik moet je iets belangrijks vertellen,’ fluisterde Max. Papa deed zijn ogen open. ‘Ik sliep toch nog niet. Wat is er zo dringend?’ vroeg hij. ‘Weet je, ik kan wel op wacht staan bij het raam en Ap heeft gezegd dat hij dat af en toe ook wel wil doen. Maar stel dat er Duitsers aan komen, wat doen we dan? Dan hebben ze ons wel te pakken!’ Ongerust keek hij zijn vader aan. Die dacht diep na en zei: ‘Je hebt gelijk. Ik ga nadenken over een oplossing.’
Enigszins gerustgesteld ging Max weer slapen: zijn vader was slim en handig en zou wel met een goede oplossing komen. Nadat iedereen zijn ochtendtaken had gedaan, zei papa: ‘Max vertelde me gisteren iets, waar ik nog niet over nagedacht had. Zelfs als hij vanuit het raam ziet dat de Duitsers eraan komen, dan kunnen we nog steeds nergens heen. Hij heeft daarin volkomen gelijk. Maar ik heb een idee.’ Hij liep naar de klerenkast in de muur naast het bed en deed die open.
‘Kijk, hier is de zijkant van de kast. Hierboven loopt de trap naar de zolder. Als ik die zijkant er nou eens uithaal en er een deur van maak die je van binnen dicht kunt doen? Hij moet natuurlijk onzichtbaar gemaakt worden, zodat je niet ziet dat er een deur zit.’
Max keek hem blij aan. Die vader van hem had toch maar mooi een oplossing gevonden! Maar Jaap keek bedenkelijk: ‘Hoe passen we daar met ons allen in?’ ‘Daar heb ik ook over nagedacht. Ik
heb daar wel een plan voor. Maar eerst gaan we die deur maken.’ Hij liep de kamer uit en kwam even later terug met Gerrit Mak- kinje, die een grote gereedschapskist droeg.
Het bed werd opzijgeschoven, een oud kleed werd op de grond gelegd en met een grote hamer werd de zijmuur onder de trap er- uit gehaald. De jongens hielpen opgewekt mee om de rommel in emmers te doen en naar beneden te dragen, blij dat ze een handje konden toesteken. Gerrit bracht het afval naar buiten.
Van planken werd een deur gemaakt en met scharnieren op zijn plaats gehangen. Je kon niet zien dat het een deur was, ze had- den hem wit geverfd, net als de muur. Heel soepel ging hij open en dicht. Het werkte! Toch keek papa nog bedenkelijk. ‘Wat is er, pap?’ vroeg Max. ‘Het is belangrijk dat je niet kan horen dat het hol klinkt, want dan weet je dat het geen muur is.’ Hij klopte op de deur en inderdaad klonk het heel hol.
‘Ik heb een idee,’ zei hij en rolde het oude kleed op dat op de vloer lag. ‘Gerrit, kan je dit even goed uitkloppen?’ Na een paar minuten kwam Gerrit terug met het kleed. Papa haalde de deur er weer uit, spijkerde het kleed met kleine spijkertjes op de achterkant van de deur en hing hem weer terug. Hij klopte nog eens: ‘Kijk! Nou hoor je niet meer dat het hol van binnen is!’ zei hij tevreden.
Iedereen was blij, maar Jaap was zijn eerdere vraag niet vergeten. ‘En hoe komen we daar met zijn allen in?’ vroeg hij. ‘Ah,’ zei papa, ‘ook daar heb ik over nagedacht. Kom eens hier, Joop en Juda.’ Hij nam ze mee naar de kast en liet ze liggen in het laagste deel dat onder de trap zat. Lachend lagen ze tegen elkaar aan als sardientjes in een blikje. ‘Dan jullie,’ wenkte hij naar Max, Ap en Shelly. Hij liet ze op hun knieën naast elkaar zitten voor de plek waar hun kleine broertjes lagen. Toen gingen hij, Jaap en mama voor hen staan, naast elkaar. Daarna deed hij de deur dicht, die van binnen een haakje had. Ze pasten erin, heel krap, maar het kon. ‘Dit gaan we vanaf nu heel vaak oefenen,’ zei papa toen ze een beetje lacherig weer buiten stonden.
Hm, dacht Max, zou dat helpen als er echt een inval kwam? Zouden ze dan de tijd hebben om de puzzel te leggen waarmee ze in de kast pasten?